ECLI:NL:CRVB:2004:AP0590
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor verblijfskosten door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand ter voorziening in de kosten van verblijf werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 april 2004, waarbij appellante in persoon aanwezig was en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P. Siemerink. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de kosten die appellante had gemaakt niet konden worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep overwogen, maar vond geen aanleiding om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De Raad concludeerde dat de door appellante gemaakte kosten, die voortvloeiden uit haar verblijf op campings, in hotels en bij vrienden en familie, niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt die rechtvaardigden dat bijzondere bijstand werd verleend. De Raad bevestigde daarmee het oordeel van de rechtbank dat appellante met haar bijstandsuitkering in staat was om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd op 25 mei 2004 openbaar uitgesproken, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde en geen veroordeling in de proceskosten oplegde. De zaak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend en de noodzaak voor aanvragers om aan te tonen dat zij in bijzondere omstandigheden verkeren die hun aanvraag rechtvaardigen.