ECLI:NL:CRVB:2004:AP0945
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van WAO-uitkering en connexiteitseis
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde G.D. den Hengst, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin haar bezwaar tegen de weigering van een WAO-uitkering was afgewezen. Tevens werd verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot een terugvorderingsbesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 4 november 2003 was genomen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet voldaan is aan de connexiteitseis zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze eis houdt in dat de gevraagde voorlopige voorziening betrekking moet hebben op het bestreden besluit. In dit geval betreft het hoger beroep de toekenning van een WAO-uitkering, terwijl het verzoek om voorlopige voorziening betrekking heeft op de terugvordering van reeds verstrekte uitkeringen. Aangezien er geen bezwaarschrift is ingediend tegen het terugvorderingsbesluit, is er geen sprake van een connexe hoofdzaak.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en dit zonder zitting gedaan op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.