ECLI:NL:CRVB:2004:AP0988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/6390 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.A. van der Kolk-Severijns
  • M. Pijper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor extra stookkosten door gemeente Arnhem

In deze zaak heeft appellante, die lijdt aan progressieve poly-arthrosis deformans, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor extra stookkosten bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. De aanvraag werd afgewezen op 17 juni 1999, omdat er volgens gedaagde geen medische noodzaak was voor de extra kosten. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 9 mei 2000 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 november 2001.

Tijdens de zitting op 20 april 2004 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P.J. van Horne. Gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. E.A. Tanamal. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen die door gedaagde zijn ingewonnen bij de Dienst Brandweer en Volksgezondheid Arnhem. Deze adviezen concludeerden dat er geen medische noodzaak was voor een hogere temperatuur dan de normale omgevingstemperatuur.

De Raad heeft, net als de rechtbank, geoordeeld dat gedaagde op basis van de ontvangen adviezen terecht heeft besloten dat er geen medische noodzaak was voor de extra stookkosten. De Raad heeft vastgesteld dat de informatie van de behandelend artsen van appellante niet voldoende was om tot een ander oordeel te komen. Aangezien bijzondere bijstand alleen kan worden verleend voor noodzakelijke kosten, en niet voor kosten die subjectief als gunstig worden ervaren, heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

01/6390 NABW
E N K E L V O U D I G E K A M E R
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. M.P.J. van Horne, verbonden aan het Bureau Rechtshulp Arnhem, op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op 5 november 2001 onder reg. nr. AWB 00/1145 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 20 april 2004, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Van Horne, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. E.A. Tanamal, werkzaam bij de gemeente Arnhem.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante lijdt aan progressieve poly-arthrosis deformans. Op 19 april 1999 heeft zij bij gedaagde een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor extra stookkosten.
Bij besluit van 17 juni 1999 heeft gedaagde die aanvraag afgewezen op de grond dat er geen medische noodzaak aanwezig is voor de gemaakte kosten.
Bij besluit van 9 mei 2000 heeft gedaagde het tegen het besluit van 17 juni 1999 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
9 mei 2000 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Appellante stelt dat zij in verband met haar aandoening hogere stookkosten heeft dan normaal.
Ter beantwoording van de vraag of in het geval van appellante een hogere temperatuur dan de normale omgevingstemperatuur noodzakelijk is, heeft gedaagde alvorens het besluit op de aanvraag en het besluit op bezwaar te nemen advies gevraagd aan de Dienst Brandweer en Volksgezondheid Arnhem (hierna: Bravo). Het tweede advies is totstand-gekomen nadat informatie bij de huisarts en behandelend specialist van appellante was ingewonnen en houdt in dat de gevraagde voorziening niet medisch noodzakelijk is.
De Raad komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat gedaagde op grond van de adviezen van Bravo het standpunt heeft kunnen innemen dat er in het geval van appellante geen medische noodzaak aanwezig is voor een hogere temperatuur dan de normale omgevingstemperatuur. De Raad is niet gebleken dat die adviezen wat inhoud of wijze van totstandkoming betreft ondeugdelijk zijn.
Hetgeen appellante in dit verband naar voren heeft gebracht met een beroep op de door haar behandelende artsen verstrekte informatie heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De behandelend orthopedisch chirurg van appellante heeft met zoveel woorden aangegeven dat medisch nooit is bewezen dat de omgevingstemperatuur van invloed is op gewrichtsklachten zodat niet kan worden gesteld dat een hoge(re) temperatuur medisch noodzakelijk is. De huisarts van appellante heeft informatie van gelijke strekking gegeven.
Aangezien verlening van bijzondere bijstand slechts mogelijk is indien sprake is van noodzakelijke kosten en dus niet indien sprake is van kosten die subjectief een gunstige uitwerking hebben, is in het geval van appellante verlening van bijzondere bijstand niet mogelijk.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns, in tegenwoordigheid van
M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2004.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) M. Pijper.
JK/2944