ECLI:NL:CRVB:2004:AP1016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Oordeel over niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen AOW-besluit wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Appellant, woonachtig in Argentinië, had op 18 juli 1999 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Gedaagde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft op 11 oktober 2000 aan appellant meegedeeld dat hij geen recht heeft op AOW omdat hij niet verzekerd is geweest. Appellant heeft op 21 november 2000 bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd door gedaagde op 15 december 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend.
De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 8 augustus 2001 het besluit van gedaagde vernietigd en gedaagde opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Gedaagde heeft vervolgens op 10 mei 2002 een nieuw besluit genomen, maar dit werd door de rechtbank ook niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 12 oktober 2000 is aangevangen en op 22 november 2000 is geëindigd. Appellants bezwaar was te laat, omdat het pas op 1 december 2000 door gedaagde is ontvangen. De Raad heeft ook opgemerkt dat gedaagde appellant had moeten vragen naar de redenen van de termijnoverschrijding, maar dat de opgegeven redenen van appellant niet verschoonbaar waren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond.