ECLI:NL:CRVB:2004:AP1132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Th. Wolleswinkel
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet op de arbeidsonge-schiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat zijn belastbaarheid zodanig is beperkt dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid 80% of meer bedraagt. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak na een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat de belastbaarheid van appellant niet was gewijzigd en dat de mate van arbeidsongeschiktheid onveranderd bleef op 25-35%.
De Raad overweegt dat appellant al jarenlang meent dat zijn medische situatie ernstiger is dan door gedaagde is vastgesteld. Hij heeft herhaaldelijk verzocht om een medische herbeoordeling, maar zijn verzoeken zijn steeds afgewezen. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er onvoldoende medische redenen zijn om de mate van arbeidsongeschiktheid te verhogen. De Raad stelt vast dat het bestreden besluit van gedaagde niet deugde, omdat het niet inging op de verzekeringsgeneeskundige aspecten van de zaak.
De Raad komt tot de conclusie dat het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 maart 2001 niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit alsnog gegrond. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 966,-- worden begroot, en moet het door appellant betaalde griffierecht van € 111,-- vergoeden.