ECLI:NL:CRVB:2004:AP1559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake kinderbijslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. van Asperen, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 16 oktober 2002, waarin hem werd medegedeeld dat hij geen recht had op kinderbijslag voor zijn kinderen. De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat appellant niet had aangetoond dat hij het besluit niet tijdig had ontvangen. Appellant heeft in hoger beroep zijn grieven herhaald en betoogd dat de verzending van het besluit niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, omdat de enveloppen niet waren voorzien van een poststempel.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 11 maart 2004, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn aanvangt op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het besluit per niet-aangetekende post verzonden, en de Raad stelt vast dat gedaagde niet heeft aangetoond dat het besluit daadwerkelijk op 16 oktober 2002 is verzonden. De Raad concludeert dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld op welke datum de bezwaartermijn is aangevangen, en deze onzekerheid mag niet ten nadele van appellant uitwerken.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en oordeelt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, en moet de Sociale verzekeringsbank het griffierecht van € 118,- vergoeden aan appellant.