ECLI:NL:CRVB:2004:AP1688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijstandsuitkering en rechtmatig verblijf onder de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag tot toekenning van een bijstandsuitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de appellant rechtmatig in Nederland verbleef. De appellant had zijn aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend op 24 augustus 2000, maar deze werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 15 september 2000. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet rechtmatig in Nederland verbleef volgens de geldende wetgeving.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellant geen recht kon doen gelden op een uitkering, omdat hij niet als vreemdeling werd beschouwd onder de Vreemdelingenwet. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen sprake was van een niet gerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit. De appellant had pas na 1998 om toelating verzocht, waardoor de Koppelingswet volledig op hem van toepassing was. De Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder bijstandsuitkeringen worden toegekend en de noodzaak voor rechtmatig verblijf in Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarmee de afwijzing van de bijstandsaanvraag door de gemeente Rotterdam in stand bleef.