ECLI:NL:CRVB:2004:AP2659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- T.R.H. van Roekel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid onder de WAJONG wetgeving
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de appellant, die een uitkering ontving op basis van de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (WAJONG). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering per 1 juni 1999 heeft ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 25% zou zijn. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H. Stoppelenburg, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
De Raad heeft de zaak op 27 april 2004 behandeld, waarbij de appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, en de gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. M.H.A.H. Smithuijsen. De Raad heeft de argumenten van de appellant en de gedaagde overwogen en is tot de conclusie gekomen dat het bestreden besluit stand kan houden. De Raad heeft daarbij de deskundige W.C.G. Blanken geraadpleegd, wiens oordeel doorslaggevend werd geacht. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks zijn beperkingen, geschikt was voor de werkzaamheden die aan de geselecteerde functies verbonden waren.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien om het bestreden besluit te herzien. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. K.J.S. Spaas, in tegenwoordigheid van drs. T.R.H. van Roekel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2004.