ECLI:NL:CRVB:2004:AP2719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de datum van intreden van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2004, staat de datum van intreden van de arbeidsongeschiktheid van appellant centraal. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. van den Broek van De Unie, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van appellant op 1 december 1998 was ingetreden, terwijl appellant stelt dat deze al op 12 augustus 1994 was ingetreden, toen hij zich ziek meldde bij zijn werkgever.
De Raad heeft de zaak behandeld op 16 april 2004, waarbij appellant aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), niet verscheen. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder een brief van de arbo-arts en een computeruitdraai, in overweging genomen. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de arbeidsongeschiktheid op 12 augustus 1994 is begonnen en onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de arbeidsongeschiktheid op 1 december 1998 is ingetreden.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het risico van onduidelijkheid in gevallen van te late melding voor rekening van appellant dient te blijven. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant geen doel treft.