ECLI:NL:CRVB:2004:AP4717

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/850 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor onderwijs kosten door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 7 december 2001 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van het volgen van onderwijs aan de Vrije School te Bergen door de dochter van appellante. De aanvraag werd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad afgewezen op 27 november 2000, met het argument dat de vergoeding op grond van de Wet Tegemoetkoming Studiekosten (WTS) als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. Appellante stelde dat de kosten de vergoeding op grond van de WTS te boven gingen, maar het College was van mening dat er geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen, zoals vereist door de Algemene bijstandswet (Abw).

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 29 juni 2004 behandeld, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd was door G.S. Woudstra. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht oordeelde dat de WTS als een voorliggende voorziening moet worden aangemerkt. De Raad heeft bevestigd dat er geen zeer dringende redenen waren voor het verlenen van bijstand, en dat gedaagde niet bevoegd was om bijzondere bijstand te verlenen voor de onderwijskosten. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/850 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft op de bij het beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 december 2001, reg.nr. AWB 01-589, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 18 mei 2004, waar appellante niet is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door G.S. Woudstra, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 27 november 2000 heeft gedaagde de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van het volgen van onderwijs aan de Vrije School te Bergen (Noord-Holland) door haar dochter afgewezen.
Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en aangevoerd dat bijstand dient te worden verleend voorzover die kosten de vergoeding op grond van de Wet Tegemoetkoming Studiekosten (WTS) te boven gaan (door appellante geschat op ongeveer f 4000,-- per studiejaar).
Bij besluit van 12 maart 2001 heeft gedaagde het bezwaar ongegrond verklaard. Gedaagde heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de vergoeding op grond van de WTS als een voorliggende voorziening moet worden aangemerkt, zodat op grond van artikel 17, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) geen recht bestaat op bijstand voor de gevraagde kosten. Gedaagde heeft voorts geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Abw aanwezig geacht.
Bij aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 12 maart 2001 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad overweegt het volgende.
De Raad deelt het oordeel van de rechtbank dat gedaagde de WTS terecht heeft aangemerkt als een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor appellante toereikend en passend te zijn. Artikel 17, eerste lid, van de Abw staat dan ook in beginsel aan het verlenen van bijstand in de weg. De Raad onderschrijft, met verwijzing naar zijn vaste rechtspraak terzake, de door de rechtbank aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen.
De Raad deelt eveneens het oordeel van de rechtbank dat in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen zeer dringende redenen zijn gelegen om toch bijstand te verlenen. De Raad wijst erop dat blijkens de memorie van toelichting bij artikel 17, derde lid, van de Abw gedacht dient te worden aan (acute) noodsituaties.
Gedaagde was derhalve niet bevoegd om aan appellante bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het volgen van onderwijs aan de Vrije School te Bergen (Noord-Holland) door haar dochter.
De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2004.
(get) Th.G.M. Simons
(get) P.E. Broekman
MdH040623