ECLI:NL:CRVB:2004:AP7976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid voor onbetaald gelaten premies en verzoek om terug te komen van eerder besluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij het beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond is verklaard. Het besluit waartegen het beroep zich richt, betreft de hoofdelijkheid van appellant voor onbetaald gelaten premies door een B.V. Dit besluit is genomen op 18 november 1999 en is sindsdien rechtens verbindend geworden, omdat er geen rechtsmiddelen tegen zijn aangewend.
Appellant heeft verzocht om terug te komen van dit eerdere besluit, maar de Raad oordeelt dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die een heroverweging rechtvaardigen. De Raad stelt vast dat de curator in het faillissement van de B.V. heeft afgezien van een procedure wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur van appellant, maar dit vormt geen nieuw feit dat de aansprakelijkstelling kan ondermijnen. De Raad bevestigt dat gedaagde bevoegd was om het verzoek van appellant af te wijzen zonder nader onderzoek, aangezien de eerdere beslissing al bekend was op het moment van de aansprakelijkstelling.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de rechtsopvatting van appellant niet langer wordt onderschreven. De Raad benadrukt dat de evident onjuistheid van het oorspronkelijke besluit, ongeacht of het een ambtshalve of een verzoek betreft, op zichzelf geen beslissende rol speelt in deze procedure. De uitspraak wordt gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in tegenwoordigheid van griffier R.E. Lysen, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2004.