ECLI:NL:CRVB:2004:AP7998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen herindeling in sectoren binnen de sociale zekerheid
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar dat eiser heeft ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, vertegenwoordigd door D.L.H. van der Heijden, heeft op 24 september 2003 beroep ingesteld tegen het besluit van 3 september 2003, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing van 14 april 2003. Deze beslissing hield in dat eiser per 1 maart 2003 was heringedeeld van sector 41 (Groothandel I) naar sector 12 (Metaal- en technische bedrijfstakken). Eiser heeft erkend dat zijn bezwaar te laat is ingediend, maar beroept zich op een overmachtsituatie, omdat de administrateur pas per 1 mei 2003 in dienst was en daardoor niet eerder op de hoogte was van de sectorwijziging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht. De Raad oordeelt dat het bezwaarschrift ruimschoots te laat is ingediend en dat de door eiser aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding niet voldoende zijn om deze als verschoonbaar te beschouwen. De Raad stelt vast dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het bezwaar en dat de gevolgen van de termijnoverschrijding voor zijn rekening komen. De Raad concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2004, waarbij de Raad de beslissing van de lagere instantie bevestigt en het beroep van eiser afwijst.