de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,
[gedaagde], wonende te [woonplaats]t, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 20 september 2000 heeft appellant aan gedaagde per einde wachttijd een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Bij besluit van 17 januari 2001 heeft appellant het bezwaar van gedaagde tegen het besluit van 20 september 2000 ongegrond verklaard.
De rechtbank Utrecht heeft bij uitspraak van 13 maart 2002, reg. nr. SBR 01/365, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, met bepalingen inzake griffierecht en proceskosten.
Tegen deze uitspraak heeft appellant op bij aanvullend beroepschrift van 21 mei 2002 aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld.
Gedaagde heeft geen verweerschrift ingediend.
Desgevraagd heeft appellant bij schrijven van 24 maart 2004 nadere stukken ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 3 mei 2004, waar partijen -met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
Gedaagde heeft zich op 29 oktober 1999 met rugklachten ziek gemeld voor haar werk als voltijds administratief medewerkster. Per einde wachttijd is haar een uitkering op grond van de WAO toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Op 22 augustus 2000 is gedaagde onderzocht door de verzekeringsarts J.W. Smits, die op basis van zijn bevindingen een belastbaarheidspatroon heeft opgesteld, waarin de medische beperkingen van gedaagde zijn neergelegd. Tevens heeft hij gedaagde belastbaar geacht voor vier uren per dag, gedurende vijf dagen per week.
De arbeidsdeskundige J.N. van Breukelen heeft met inachtneming van het belastbaarheidspatroon een aantal functies geselecteerd die naar zijn mening door gedaagde kunnen worden vervuld. Vergelijking van het mediane loon van de drie functies waarin het meest kan worden verdiend, met het maatmaninkomen wees uit dat de mate van arbeidsongeschiktheid van gedaagde 58% bedraagt.
De bezwaararbeidsdeskundige D. Klazema heeft een aantal van de gedaagde voorgehouden functies ongeschikt voor haar geacht en die functies laten vervallen. Het vervallen van die functies heeft niet geleid tot indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse.
De resterende functies waarop de schatting gebaseerd is, zijn telefoniste/receptioniste, printplatenmonteur en chauffeur bestelauto.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Hiertoe heeft zij met betrekking tot de functie van printplatenmonteur het volgende overwogen, waarbij gedaagde als eiseres is aangeduid:
“Bij de functiebeschrijving onder nummer 8142-0778-023 kent de functie van printplatenmonteur echter een aanzienlijke overschrijding en wel met betrekking tot het aspect staan. Bij deze functie is vermeld dat gedurende 1 uur per werkdag een half uur aaneengesloten moet worden gestaan bij voorbereidende werkzaamheden, terwijl eiseres volgens het voor haar vastgestelde belastbaarheidspatroon slechts in staat is om gedurende 4 uur per werkdag een kwartier aaneengesloten te staan. De bezwaarverzekeringsarts acht deze functie ondanks die overschrijding voor eiseres geschikt, waarbij is volstaan met de motivering dat het gaat om staan bij de voorbereiding van het werk waarbij het goed mogelijk is om van houding te veranderen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bezwaarverzekeringsarts aldus onvoldoende gemotiveerd dat deze functie uit medisch oogpunt bezien voor eiseres geschikt is te achten. Noch uit de rapportage van de bezwaar- verzekeringsarts, noch uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts valt af te leiden dat eiseres op de in geding zijnde datum in staat was om langer dan een kwartier achtereen te staan, als voldaan was aan de voorwaarde dat zij tijdens het staan van houding kon veranderen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat deze (deel)functie niet aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd.
Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst blijkt dat de functie van printplatenmonteur thans nog slechts 12 arbeidsplaatsen voor eiseres vertegenwoordigt en dat de functies van telefoniste/receptioniste en chauffeur bestelauto tezamen slechts
16 arbeidsplaatsen voor haar vertegenwoordigen.
Ingevolge artikel 9, aanhef en onder a, van het schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten dienen ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies die tezamen ten minste 30 arbeidsplaatsen vertegenwoordigen aan de schatting ten grondslag te worden gelegd. Het bestreden besluit kan dan ook wegens strijd met dat artikelonderdeel niet in stand blijven.”
Appellant heeft daartegen, met verwijzing naar de beschrijving van de genoemde functie, in hoger beroep aangevoerd dat gedaagde die functie kan verrichten.
De Raad overweegt het volgende.
Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie van printplatenmonteur voor gedaagde geschikt moet worden geacht.
Uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts Y. van der Voort van 9 november 2000, alsmede de beschrijving behorende bij het functienummer 8142-0778-023, maakt de Raad op dat het lichte werkzaamheden betreft, waarbij slechts ter voorbereiding van die werkzaamheden (het pakken van componenten en printplaten) gestaan moet worden en dat het staan afgewisseld kan worden met lopen en bewegen. Het feitelijke monteren en het controleren van de printplaten geschiedt zittend en bedraagt 90% van de werktijd. De Raad neemt daarbij in ogenschouw dat de te monteren componenten licht zijn en klein van formaat. De functie in haar geheel beziend, is de Raad van oordeel dat gedaagde in staat moet worden geacht de werkzaamheden te verrichten.
Het oordeel van de rechtbank, dat appellant niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie van printplatenmonteur geschikt is, deelt de Raad derhalve niet.
Voorts in aanmerking genomen dat over de geschiktheid van de functies van telefoniste/receptioniste en chauffeur bestelauto geen geschil bestaat, komt de Raad tot de slotsom dat het bestreden besluit op een deugdelijk arbeidskundig grondslag rust en dat appellant gedaagde terecht heeft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55-65%.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep slaagt, in verband waarmee de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt, en dat het inleidend beroep alsnog ongegrond dient te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep alsnog gegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen en mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2004.
(get.) A.C.W. van Huussen.