ECLI:NL:CRVB:2004:AP8165
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens algehele arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die algeheel arbeidsongeschikt was bij aanvang van haar verzekering. Appellante, geboren in 1949, was per 1 oktober 1999 als inpakster gaan werken, maar viel uit met diverse klachten. De verzekeringsarts concludeerde dat haar klachten, zowel psychisch als lichamelijk, al bestonden voor de aanvang van de verzekering. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 3 mei 2004 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Huijzer.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat gedaagde terecht had geweigerd de WAO-uitkering toe te kennen, omdat appellante al bij aanvang van de verzekering volledig arbeidsongeschikt was. De Raad baseerde zich op de bevindingen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, die geen reden zagen om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen. De Raad concludeerde dat het enkele feit dat appellante in WSW-verband was aangenomen, niet voldoende was om tot een ander oordeel te komen. De Raad oordeelde dat gedaagde op goede gronden gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de algehele arbeidsongeschiktheid van appellante buiten aanmerking te laten.
De uitspraak werd gedaan op 14 juni 2004, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep was daarmee definitief, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.