ECLI:NL:CRVB:2004:AP8287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en vaststelling van belastbaarheid in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank oordeelde dat appellant met ingang van 9 mei 2000, rekening houdend met zijn medische beperkingen, in staat was om arbeid te verrichten. Appellant had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 april 2004, waarbij appellant niet aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. S.S. Ilahi.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen redenen waren om het verzoek tot uitstel van de behandeling van de zaak te honoreren. De Raad heeft de medische situatie van appellant beoordeeld, die in 1999 een hartinfarct had gehad. De cardioloog C. Ludwig had in een brief aangegeven dat de situatie van appellant stabiel was en dat er geen contra-indicatie was voor het hervatten van zijn werk. De Raad concludeert dat appellant op de datum in geding, 9 mei 2000, in staat was om arbeid te verrichten, ondanks zijn eerdere hartproblemen.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De beslissing van de Raad is op 8 juni 2004 openbaar uitgesproken, waarbij de Raad tot de conclusie kwam dat de vaststelling van appellants belastbaarheid op de datum van 9 mei 2000 juist was.