ECLI:NL:CRVB:2004:AP8492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, gedateerd 20 februari 2004. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep onder nummer 04/1768 CSV. De Raad wijst erop dat volgens artikel 22 van de Beroepswet een griffierecht van € 102,-- verschuldigd is bij indiening van het beroepschrift. Appellant is op 13 april 2004 schriftelijk gewezen op deze verplichting en is verzocht het griffierecht te voldoen, bij voorkeur via de bijgevoegde acceptgirokaart. Op 4 mei 2004 ontving appellant opnieuw een aangetekende brief waarin hij werd herinnerd aan de betaling van het griffierecht, met de mededeling dat het bedrag binnen vier weken op de rekening van de Centrale Raad van Beroep diende te zijn bijgeschreven of ter griffie moest worden gestort. De Raad waarschuwde dat overschrijding van deze termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De Raad constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Gezien de beschikbare gegevens kan niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Daarom acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om griffierechten te compenseren of te vergoeden.
In de beslissing verklaart de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in aanwezigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.