ECLI:NL:CRVB:2004:AP8496

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/568 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
  • T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.M.A. Mertens van FNV Ledenservice, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 december 2002. De zaak werd later overgenomen door mr. P.C.W.M. Meerbach. Op 13 april 2004 heeft de gemachtigde van verzoeker het hoger beroep ingetrokken, omdat gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, aan het gevorderde in beroep was tegemoetgekomen. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de gevraagde proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep gerechtvaardigd was, gezien de tegemoetkoming van gedaagde. De Raad heeft vervolgens besloten om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De kosten zijn vastgesteld op € 805,--, bestaande uit € 483,-- voor rechtsbijstand in eerste aanleg en € 322,-- voor rechtsbijstand in hoger beroep.

De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in aanwezigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2004. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De Raad heeft ook opgemerkt dat verzoeker zich voor de vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot gedaagde moet wenden, conform artikel 22 van de Beroepswet.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/568 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht inzake de kosten van het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Namens verzoeker heeft mr. C.M.A. Mertens, werkzaam bij FNV Ledenservice te Weert, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Maastricht van 18 december 2002 tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij schrijven van 19 februari 2003 heeft mr. P.C.W.M. Meerbach, advocaat te Woerden, meegedeeld de zaak te hebben overgenomen van mr. Mertens, voornoemd.
Bij brief van 8 mei 2003 heeft gedaagde een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 13 april 2004 heeft de gemachtigde van verzoeker het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht, gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn voormelde artikelen op het hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van verzoeker het hoger beroep heeft ingetrokken omdat gedaagde aan het gevorderde in beroep is tegemoet gekomen.
Gedaagde heeft de Raad doen weten geen verweer te voeren terzake van de gevraagde proceskostenveroordeling.
Gelet op het vorenstaande acht de Raad termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:75 van de Awb, en gedaagde in de kosten te veroordelen. Die kosten dienen aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld te worden op € 483,-- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en een 0,5 punt voor het verschijnen ter comparitie) aan verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en € 322,-- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift) aan verleende rechtsbijstand in hoger beroep, totaal derhalve € 805,--.
Verzoeker dient zich ingevolge artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet, rechtstreeks tot gedaagde te wenden voor vergoeding van het gestorte griffierecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag groot € 805,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Aldus gegeven door mr. R.C. Schoemaker in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-
van den Oudenalder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2004.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.