ECLI:NL:CRVB:2004:AP9589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch. J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de termijnoverschrijding bij het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Ziektewet. Appellante, die ziekengeld ontving, heeft in hoger beroep gesteld dat haar bezwaarschrift tijdig was ingediend, omdat zij dit op 21 april 2000 ter post had bezorgd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 12 mei 2004, waarbij appellante noch haar gemachtigde aanwezig was. Gedaagde was vertegenwoordigd door mr. M. Smithuijsen.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van 7 april 2000 vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn van twee weken, die begon op 8 april 2000, op 25 april 2000 eindigde. Het bezwaarschrift van appellante werd echter pas op 26 april 2000 ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat het niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat appellante geen bewijs had geleverd voor haar stelling dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangedragen die dit zouden kunnen rechtvaardigen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2004.