ECLI:NL:CRVB:2004:AQ0546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- J.J.B. van der Putten
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WAO-uitkering na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld vanwege rugklachten. Appellant, geboren op 15 februari 1952, was werkzaam als chauffeur en ontving vanaf 1 juni 1998 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een medische beoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vastgesteld dat appellant, ondanks zijn medische beperkingen, in staat was om passende werkzaamheden te verrichten. De rechtbank 's-Gravenhage oordeelde dat de medische beperkingen van appellant correct waren ingeschat en dat hij de door de arbeidsdeskundige voorgestelde functies kon vervullen.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn belastbaarheid te positief was ingeschat en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn pijnklachten. Hij betwistte de geschiktheid van de voorgehouden functies, waaronder die van samensteller en schoonmaker, en stelde dat de medische beoordeling niet adequaat was. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de medische en arbeidskundige beoordelingen juist waren uitgevoerd. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordelingen konden weerleggen.
De Raad oordeelde dat de functies die aan appellant waren voorgehouden, voldoende waren om de schatting van zijn arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2004.