ECLI:NL:CRVB:2004:AQ4469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Winstuitkering en boekhouding in bestuursrechtelijke context
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vennootschap onder firma (v.o.f.) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de correctheid van winstuitkeringen en de bijbehorende boekhouding. De appellante, vertegenwoordigd door E. Hofman AA van Accountantskantoor Berghoef B.V., is in hoger beroep gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 5 juni 2001 het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de premiecorrectie en een boetenota met betrekking tot het premiejaar 1995, waarbij de winstuitkeringen van betrokkenen niet in de loonadministratie zijn verantwoord.
De Raad heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, het Uwv, in zijn besluit van 15 augustus 2000 het bezwaar van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante betoogde dat de winstuitkeringen ten onrechte als in 1995 genoten zijn beschouwd, en dat deze in werkelijkheid eind 1994 ten laste van de winst zijn gebracht. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de stukken die door appellante zijn overgelegd, een consequent gevoerde en doorlopende boekhouding aantonen, en dat de vorderingen van betrokkenen op de vennootschap rentedragend zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante voldoende bewijs heeft geleverd dat de winstuitkeringen in 1994 zijn genoten, en heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,--. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juli 2004, waarbij de Raad heeft besloten dat het Uwv het betaalde recht van € 409,-- aan appellante dient te vergoeden. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht en de relevante juridische overwegingen omtrent winstuitkeringen en boekhouding.