ECLI:NL:CRVB:2004:AQ4539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische belastbaarheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het bestreden besluit, dat op 18 oktober 2001 is genomen, verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond en herzag de uitkering van een arbeidsongeschiktheid van 35-45% naar 25-35% per 25 juli 2001. Appellant betwistte de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid door de bezwaarverzekeringsarts J.H.N. Verheijen, en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen, waaronder rugklachten en een chronische veneuze insufficiëntie.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 16 juli 2004 geoordeeld dat er geen objectieve medische gegevens zijn ingebracht die twijfels oproepen over de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de gezondheidsklachten van appellant en dat de aanpassing van de belastbaarheid niet leidt tot een relevante wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te vernietigen. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier.