ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5033
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- M.H.A. Uri
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het bestreden besluit, dat op 2 mei 2002 is genomen, verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 25-35%. De rechtbank Maastricht had eerder, op 11 november 2002, het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet deugde, omdat de bezwaarverzekeringsarts geen medische informatie had opgevraagd bij de Mondriaan Zorggroep over zijn psychische klachten. Appellant betoogde dat dit leidde tot een onderschatting van de ernst van zijn beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 juni 2004, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door A.J.J.A.M. Spapens. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en verwezen naar de eerdere uitspraak van de rechtbank voor een gedetailleerde weergave van de relevante feiten. De Raad oordeelde dat de medische beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was om een externe medisch deskundige in te schakelen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.