ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 15%
In deze zaak gaat het om de weigering van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan appellant, die minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die op 25 mei 2001 had besloten om geen WAO-uitkering toe te kennen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 6 februari 2002. De rechtbank Roermond bevestigde deze beslissing op 14 oktober 2002, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 18 mei 2004 werd appellant bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. Hartman. De Raad overweegt dat de rechtbank de bezwaren van appellant, zowel medisch als arbeidskundig, voldoende heeft beoordeeld. De Raad concludeert dat de argumenten van appellant niet opwegen tegen de vaststelling dat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt is. De Raad bevestigt dat de medische grondslag van het bestreden besluit toereikend is en dat er geen reden is om te twijfelen aan de arbeidskundige beoordeling. De Raad wijst erop dat de rechtbank niet verplicht is om op alle argumenten van appellant in te gaan, zolang de kern van de bezwaren is beoordeeld.
De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 29 juni 2004.