ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J. Blom, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2004. De rechtbank had in deze uitspraak geoordeeld over een geschil met de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er een griffierecht van € 102,- verschuldigd was voor de indiening van het beroepschrift, zoals bepaald in artikel 22 van de Beroepswet. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om dit griffierecht te betalen, zowel per brief als per aangetekende post. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. Hierdoor heeft de Raad geconcludeerd dat appellante in verzuim is geweest en het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat zou kunnen leiden tot een vergoeding van de kosten. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan op 14 juli 2004, verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak.