ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- W.M. Levelt-Overmars
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2003. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 februari 2004 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend. De gemachtigde van de opposant, mr. A.K.J. Plaisier, heeft op 28 mei 2004 de verzetsgronden aangevuld. De behandeling van het verzet vond plaats op 28 mei 2004, maar partijen zijn niet verschenen.
De Raad overweegt dat het griffierecht uiterlijk op 29 december 2003 betaald had moeten zijn, maar dat dit pas op 7 januari 2004 op de rekening van de Raad is bijgeschreven. De opposant heeft in zijn verzetschrift geen verontschuldiging voor de te late betaling aangevoerd. Het argument van de gemachtigde over mogelijke vertragingen in het postverkeer tussen Nederland en Marokko werd door de Raad niet geaccepteerd, omdat er geen bewijs was dat deze vertragingen de oorzaak waren van de late betaling.
De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd uitgesproken op 23 juli 2004 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. W.M. Levelt-Overmars als leden, in aanwezigheid van griffier mr. N.E. Nijdam.