ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- J.D. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beperkingen door de verzekeringsarts in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Assen, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het bestreden besluit, genomen op 25 september 2001, weigerde appellante een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat zij na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken op 19 mei 2000 minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante stelt dat zij ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts ernstige psychische klachten had en dat opname dreigde. Haar gemachtigde voerde aan dat de behandeling door de haptonoom resultaat had, waardoor opname kon worden voorkomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 juni 2004, waarbij appellante in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat. Gedaagde was niet vertegenwoordigd. De Raad overweegt dat de door de bezwaarverzekeringsarts geformuleerde beperkingen correct zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de arbeidsmogelijkheden van appellante. De Raad heeft de rapportages van de psycholoog A.W. Egmond en de therapeute J. Hamaker-Nauta in overweging genomen, maar concludeert dat deze niet voldoende onderbouwen dat appellante op de datum in geding niet in staat was om gangbare arbeid te verrichten.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts N. Visser de beperkingen van appellante adequaat heeft beoordeeld. De Raad ziet geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 27 juli 2004.