ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van voldoende middelen en ondernemerschap
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 24 juli 2001 een eerdere afwijzing van haar aanvraag om bijstand krachtens de Algemene Bijstandswet bevestigde. Appellante ontving sinds 18 oktober 1995 een bijstandsuitkering, maar heeft in november 1995 samen met haar ex-partner een vennootschap onder firma opgericht zonder dit aan de gemeente te melden. Deze vennootschap werd later omgezet in een eenmanszaak, wat leidde tot de beëindiging van haar bijstandsuitkering per 1 juni 1996. Appellante diende op 21 juni 1996 een nieuwe aanvraag in voor bijstand, die door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden werd afgewezen op de grond dat zij niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellante voldoende middelen had om in haar levensonderhoud en zakelijke kosten te voorzien, ondanks haar claim dat de bedrijfsresultaten tegenvielen. De Raad oordeelde dat de gestelde schuld van f 20.000,-- niet voldoende onderbouwd was en dat appellante niet had aangetoond dat zij in financiële nood verkeerde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie bij het aanvragen van bijstand en de noodzaak om alle relevante financiële informatie te verstrekken aan de gemeente. De Raad concludeerde dat de gemeente terecht had geoordeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor bijstand, gezien haar financiële situatie en de omstandigheden rondom haar onderneming.