ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van feitelijke woonplaats
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Lina, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die zijn aanvraag om bijstand op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) had afgewezen. De aanvraag was ingediend op 16 oktober 2000, waarbij appellant aangaf bij zijn oma te wonen. Echter, na een onaangekondigd huisbezoek op 9 november 2000 door medewerkers van de sociale dienst, werd vastgesteld dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, heeft de aanvraag op 13 november 2000 afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de onjuiste opgave van het woonadres. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 20 februari 2001 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak het beroep tegen het besluit van 20 februari 2001 ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij ten tijde van het huisbezoek bij zijn moeder verbleef, die aan een ernstige longziekte lijdt, en dat hij al zijn persoonlijke bezittingen naar haar adres had meegenomen. Tevens werd aangevoerd dat appellant niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op aanvullende verklaringen van de bijstandsconsulent, wat in strijd zou zijn met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de woon- en leefsituatie van de aanvrager cruciaal is voor de beoordeling van het recht op bijstand. De Raad concludeert dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende bewijs leveren dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over zijn woonadres, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.