ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6880

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/4643 OSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.J. van der Net
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen indeling van schoonmaakbedrijf in voedingsmiddelenindustrie bij sector 21

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door K.T. Hulzebos, beroep ingesteld tegen de indeling van haar schoonmaakbedrijf in de voedingsmiddelenindustrie bij sector 21. Dit beroep is ingediend op 26 augustus 2002, naar aanleiding van een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 31 juli 2002, waarin werd gehandhaafd dat eiseres met ingang van 1 maart 2002 is ingedeeld in sector 21, de Havenclassificeerders. Eiseres betoogt dat haar bedrijf, dat zich bezighoudt met het reinigen van machines en leidingen van technische installaties, ten onrechte is ingedeeld in deze sector en verzoekt om indeling in sector 18, de reinigingssector. Eiseres stelt dat deze indeling noodzakelijk is voor de rechtspositonele belangen van haar medewerkers en de concurrentiepositie van het bedrijf, en wijst op vergelijkbare bedrijven die wel in sector 18 zijn ingedeeld.

Verweerder heeft in zijn verweer volhard in de beslissing om eiseres in sector 21 te plaatsen, en stelt dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten van eiseres niet in aanmerking komen voor indeling in sector 18. De Raad overweegt dat de indeling van eiseres in sector 21 terecht is, omdat de werkzaamheden van eiseres overeenkomen met die van technisch verwante bedrijven die ook in deze sector zijn ingedeeld. De Raad wijst het beroep van eiseres af, omdat er geen termen aanwezig zijn om af te wijken van de geldende indelingsregels. De Raad concludeert dat de indeling van eiseres in sector 21 op goede gronden is vastgesteld en dat de grief van eiseres over vergelijkbare bedrijven niet voldoende is onderbouwd.

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/4643 OSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 31 juli 2002 heeft verweerder, beslissende op het bezwaarschrift van eiseres van 13 juni 2002, gehandhaafd dat eiseres met ingang van 1 maart 2002
(voorheen reeds als eenmanszaak in de schoonmaakbusiness per 1 januari 2002) is aangesloten bij de sector 21. Havenclassificeerders.
Namens eiseres heeft vennoot K.T. Hulzebos op bij beroepschrift van 26 augustus 2002 aangevoerde gronden beroep ingesteld tegen evenbedoeld besluit.
Verweerder heeft bij brief van 28 oktober 2002 van verweer gediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 15 juli 2004, waar eiseres niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door
R.J.L. van Wijk, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Eiseres keert zich in beroep tegen de indeling van haar schoonmaakbedrijf in de voedingsmiddelenindustrie bij sector 21, waarbij naast classificeerdersbedrijven ook industriële reinigingsbedrijven ondergebracht zijn. Zij wenst ten tijde in geding in de beginfase van 2002 indeling in reinigingssector 18, omdat de rechtspositonele belangen van medewerkers en de concurrentiepositie van het bedrijf medebrengen dat alsdan in de bedrijfsvoering de gewenste CAO voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf kan worden gevolgd en aansluiting bij de branchevereniging ter organisatie van de schoonmaakbedrijven alsnog kan worden verkregen. Daarbij heeft eiseres erop gewezen dat zij uit hoofde van eigen onderzoek een zestal reinigingsbedrijven kent, die exact dezelfde werkzaamheden zouden uitvoeren als haar bedrijf, welke anders dan zij wel zijn ingedeeld in sector 18.
Verweerder blijft zich hiertegenover bij verweer in overeenstemming met het bestreden besluit op het standpunt stellen dat gelet op de feitelijke bedrijfsactiviteiten van het bedrijf ter zake van reiniging van machines en leidingen van technische installaties bij wege van assimilatie in 2002 geen plaats is voor een andere indeling dan bij sector 21, nu hiermede wordt aangesloten bij indeling van daarmede technisch op een lijn te stellen classificeerders- en scheepsonderhoudsbedrijven. Verweerder heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel als te vaag en eventueel vatbaar voor nader onderzoek, wanneer vergelijkbare bedrijven met name zouden zijn aangegeven - hetgeen niet het geval is - , verworpen.
De Raad overweegt daaromtrent dat het gegeven de vigerende indelingsregelgeving en - artikel 97l van - de Werkloosheidswet benevens de op basis hiervan ter uitvoering gevolgde nauw luisterende beleidsregels ter zake van -assimilatie van- indelingen niet vrijstaat aanpalende regelingen als de onderhavige CAO en organisatorische en rechtspositionele branchebelangen te doen prevaleren binnen het kader van zulk een weloverwogen indeling zoals die hier gerelateerd aan de hand van de functie en de aard van de feitelijke activiteiten van het bedrijf terecht en op goede gronden beslag heeft gekregen. De Raad constateert dat partijen met betrekking tot die activiteiten als zodanig ook niet van mening verschillen. Deze betreffen onmiskenbaar het inwendig reinigen van machines en leidingen van technische installaties waarbij het te dezen werkzaam zijn op het terrein van de voedingsindustrie gezien de kern van de bedrijfsverrichtingen niet aan assimilatie met de in sector 21 ondergebrachte technisch verwante bedrijven in de weg behoeft te staan.
Daarenboven oordeelt de Raad dat de grief betreffende vergelijkbare elders ingedeelde bedrijven als te vaag en onvoldoende geconcretiseerd dient te falen, waarbij hij aantekent dat een eventueel nader onderzoek, indien mogelijk, geenszins vermag te betekenen dat enige gebleken onjuiste indeling in andere gevallen ook in casu dient te worden gevolgd. Onder de gegeven omstandigheden kon volgens de Raad van verweerder evenwel zonder nadere gegevens bezwaarlijk een volledig doorlopen van sector 18 worden gevergd.
Op grond van het hiervoor overwogene kan naar het oordeel van de Raad het beroep van eiseres niet slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad beslist mitsdien als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2004.
(get) B.J. van der Net
(get) R.E. Lysen
MdH040728