ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens verzuim in indienen gronden
In deze zaak gaat het om de vraag of het bezwaar van gedaagde terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Gedaagde had op 5 februari 2003 proforma bezwaar aangetekend tegen een besluit van 21 januari 2003, maar verzuimde de gronden van het bezwaar binnen de gestelde termijn in te dienen. Appellant heeft gedaagde de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar gedaagde vroeg om uitstel vanwege een ziekenhuisopname van zijn gemachtigde. Appellant verklaarde het bezwaar op 11 april 2003 kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank Breda oordeelde dat appellant nader onderzoek had moeten doen naar de omstandigheden die leidden tot het verzoek om uitstel. De rechtbank vond het belangrijk dat gedaagde een beroep deed op overmacht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat gedaagde zowel een stelplicht als een bewijslast had. De Raad van Beroep oordeelde dat het verzoek om uitstel van gedaagde gemotiveerd was en dat appellant niet adequaat had gereageerd op dit verzoek. Hierdoor kon de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar niet standhouden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde appellant in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 322,00. Tevens werd er een recht van € 409,00 geheven van appellant. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2004.