ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7026
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten en de noodzaak daarvan
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige behandeling, specifiek het plaatsen van zes kronen op de voortanden. Appellant had op 17 december 1999 een aanvraag ingediend, maar deze werd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen afgewezen op 9 augustus 2000, omdat de kosten als niet noodzakelijk werden beschouwd. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing en stelde dat de behandeling noodzakelijk was, gesteund door het advies van zijn tandarts. Hij verwees ook naar eerdere gevallen waarin soortgelijke kosten wel vergoed waren.
De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van 23 januari 2001 ongegrond. Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 29 juni 2004 werd de zaak behandeld, waarbij mr. L.J. van der Veen namens appellant verscheen en gedaagde werd vertegenwoordigd door R.H. Hulst.
De Centrale Raad overwoog dat de Ziekenfondswet voor tandheelkundige hulp als een toereikende voorziening moet worden beschouwd, wat betekent dat de Algemene bijstandswet (Abw) in beginsel aan de toekenning van bijzondere bijstand voor deze kosten in de weg staat. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om bijzondere bijstand toe te kennen. De Raad concludeerde dat gedaagde niet bevoegd was om de gevraagde bijstand te verlenen, en dat de eerder toegekende vergoeding van f 388,-- voor een bovenprothese voldoende was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door gedaagde.