ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7206
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Ziektewet
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Ziektewet. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat haar geen recht op ziekengeld toekende, omdat zij recht had op loondoorbetaling door haar werkgever. De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van appellante ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. A.L. Ruiter.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 14 juli 2004. Gedaagde, het Uwv, stelde dat de fax met de aanvullende gronden van bezwaar niet was ontvangen. De Raad oordeelde dat het risico van een niet-ontvangen fax voor rekening van de verzender komt. De Raad wees erop dat de status 'OK' op een verzendjournaal niet voldoende bewijs is dat de gronden daadwerkelijk door gedaagde zijn ontvangen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de gronden van bezwaar niet tijdig waren ingediend.
De Raad concludeerde dat de gemachtigde van appellante met de gekozen wijze van verzending, namelijk alleen per fax op de laatste dag van de bezwaartermijn, het risico had genomen dat de aanvullende gronden niet door gedaagde zouden worden ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2004.