ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7381
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.B.M. Vermeulen
- T.L. de Vries
- H.S. Simon
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAZ-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAZ-uitkering van appellant, die sinds 1987 arbeidsongeschikt is vanwege rugklachten. Appellant, die als zelfstandig slager werkte, had een uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, werd vastgesteld dat appellant nog enige belastbaarheid had voor lichte arbeid, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering per 2 augustus 1999. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij betwistte dat hij in staat was om de geduide functies te verrichten, met name op MAVO-niveau.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de medische grondslag van het besluit van gedaagde juist was, maar vernietigde het besluit vanwege een onjuiste vaststelling van het maatmaninkomen. In hoger beroep werd de zaak behandeld door de Centrale Raad van Beroep, waar de Raad de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen en bezwaarverzekeringsartsen evalueerde. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat appellant meer beperkt was dan door gedaagde was aangenomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het maatmaninkomen niet langer een geschilpunt was, en oordeelde dat appellant in staat was om functies op MAVO-niveau te verrichten.
De Raad overwoog dat de door appellant overgelegde medische verklaringen niet voldoende onderbouwden dat zijn belastbaarheid onjuist was ingeschat. De Raad concludeerde dat de geduide functies, waaronder die van medische secretaresse, geschikt waren voor appellant, en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet aan de vereisten voor deze functies voldeed. De uitspraak werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.