ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7511

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5703 WSF + 03/5704 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • K.J.S. Spaas
  • J.W. Schuttel
  • N.J. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2004 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 30 oktober 2003 een uitspraak gedaan waarbij het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 87,00 niet was betaald. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, met het argument dat het belang van toegang tot de rechter niet mag worden belemmerd door het griffierecht en dat er in geval van betalingsonmacht vrijstelling van het griffierecht kan worden verleend.

Tijdens de zitting op 6 juli 2004 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de opposant zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht te laat heeft ingediend, aangezien dit verzoek op 1 maart 2004 door de Raad is ontvangen, terwijl de betalingstermijn op 26 januari 2004 afliep. De Raad oordeelt dat er geen strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat de wetgever het recht heeft om een betalingstermijn voor te schrijven en aan overschrijding daarvan het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid te verbinden.

De Raad heeft geconcludeerd dat de opposant niet tijdig heeft gehandeld en dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de Raad van 26 maart 2004 blijft derhalve in stand, en het verzet van de opposant wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

03/5703 WSF
03/5704 WSF
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], opposant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Assen op
30 oktober 2003 tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 26 maart 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
Tegen deze uitspraak heeft opposant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op
6 juli 2004, waar partijen – zoals aangekondigd – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 26 maart 2004 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 87,00 niet binnen de in de laatstelijk aangetekend verzonden brief van de Raad van 29 december 2003 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Opposant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd, dat het belang van toegang tot de rechter niet mag worden belemmerd door het griffierecht en dat vrijstelling van het griffierecht kan worden verleend in geval van betalingsonmacht.
De Raad is van oordeel dat, anders dan van de zijde van opposant werd aangevoerd, geen sprake is van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aangezien niet valt in te zien dat dit artikel de wetgever zou verbieden een betalingstermijn voor te schrijven en aan niet verschoonbare overschrijding van die termijn het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid te verbinden. Het wezen van het recht op toegang tot de rechter wordt daardoor immers niet aangetast.
De Raad stelt vast dat opposants verzoek van 1 maart 2004 tot vrijstelling van het griffierecht op 16 maart 2004 door de Raad is ontvangen. Zoals uit jurisprudentie van de Raad blijkt dient een beroep op betalingsonmacht te geschieden binnen de gestelde termijn voor betaling van griffierecht. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake, gezien het feit dat op 26 januari 2004 de gestelde termijn afliep.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak van de Raad van
26 maart 2004 derhalve in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. J.W. Schuttel en
mr. N.J. Haverkamp als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E.M.J. Hetharie als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2004.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
MR