ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is vastgesteld op minder dan 15% arbeidsongeschiktheid. De intrekking vond plaats per 25 maart 2000, na een besluit van 11 februari 2000. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard op 17 juli 2000. De zaak is vervolgens behandeld in hoger beroep, waarbij appellante aanvoerde dat zij meer beperkingen had dan door gedaagde was aangenomen, zowel lichamelijk als psychisch. Tijdens de zitting op 9 juli 2004 zijn beide partijen niet verschenen.
De Raad heeft de beschikbare medische informatie in overweging genomen en concludeert dat er onvoldoende aanleiding is om een nader psychiatrisch onderzoek te gelasten. De argumenten van appellante, waaronder verklaringen van haar huisarts en psychiater, bieden geen nieuwe gezichtspunten ten opzichte van eerdere rapporten van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigt dat het oordeel van de onafhankelijke medische deskundige gevolgd dient te worden, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om van deze lijn af te wijken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet kan slagen. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, op 20 augustus 2004.