ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Intrekking WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die per 26 september 2001 minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die haar bezwaar tegen de intrekking van de uitkering ongegrond verklaarde. Appellante stelt dat zij op de relevante datum meer psychische beperkingen had dan door het Uwv en de rechtbank zijn aangenomen, en dat zij leed aan een vitale depressie. De Raad heeft de feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden als vaststaand aangenomen. Tijdens de zitting op 9 juli 2004 is appellante niet verschenen, terwijl gedaagde vertegenwoordigd was door mr. F.H.M.H. Swarts.
De Raad overweegt dat het hoger beroep niet kan slagen. De deskundige, psychiater J.W.B.M. Berkestijn, heeft in zijn rapport geen melding gemaakt van een vitale depressie, maar van gemene depressies in het kader van een persoonlijkheidsstoornis. De Raad volgt de lijn van de onafhankelijke medische deskundige en ziet geen aanleiding om van deze lijn af te wijken. De verklaring van psychiater J. Arends, die door appellante is overgelegd, voegt volgens de Raad niets nieuws toe aan de reeds bestaande rapportages. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 20 augustus 2004.