ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens gebrek aan ziekte of gebrek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Appellant, die als agrarisch medewerker werkte, viel op 21 januari 1992 uit voor zijn werk. Hij ontving een WAO-uitkering op basis van 80% of meer arbeidsongeschiktheid, maar deze werd op 28 mei 1993 ingetrokken omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft verschillende keren bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waarbij hij steeds medische argumenten aanvoerde. In hoger beroep heeft hij betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijke medisch deskundige heeft ingeschakeld om zijn psychische klachten te onderzoeken. Hij verwijst naar rapporten van zijn behandelend psychiater, die een ernstige psychiatrische stoornis heeft vastgesteld, en naar andere deskundigen die zijn situatie hebben beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat appellant op de datum in geding een psychiatrische stoornis had. De Raad heeft de rapporten van de ingeschakelde deskundigen, waaronder Van Ittersum en Walburgh Schmidt, in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de intrekking van de uitkering te weerleggen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen sprake is van ziekte of gebrek in de zin van de WAO. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijk medisch onderzoek te laten uitvoeren, omdat de reeds beschikbare gegevens voldoende zijn om tot een oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.