ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de instandlating van een WAO-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2004, staat de instandlating van een WAO-uitkering centraal. De appellant, die in hoger beroep ging, ontving een WAO-uitkering die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats trad van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De appellant had eerder een uitspraak van de rechtbank Arnhem aangevochten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank.
De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd besloten tot instandlating van het besluit van 12 december 2002, juist was. De appellant was niet verschenen op de zitting, en ook de gedaagde had zich met kennisgeving afgemeld. De Raad concludeerde dat de argumenten van de appellant in hoger beroep voornamelijk een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en door de rechtbank op goede gronden was verworpen. Hierdoor was er geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd gedaan door mr. G.J.H. Doornewaard, in aanwezigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 augustus 2004.