ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7904
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Ziekenfondswet en connexiteitseisen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster, die geconfronteerd werd met kosten voor medische zorg na de beëindiging van haar inschrijving als ziekenfondsverzekerde, verzocht de Nederlandse regering om het inkomen van haar grootvader uit te betalen. Dit verzoek werd gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een eerder besluit van de rechtbank Arnhem, waarin de beëindiging van haar ziekenfondsverzekering werd gehandhaafd.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat het de grenzen van de connexiteitseis overschreed. De connexiteitseis houdt in dat er een inhoudelijk verband moet zijn tussen het bestreden besluit en de gevraagde voorlopige voorziening. In dit geval was het verzoek gericht tegen de Nederlandse regering, die geen partij was in het oorspronkelijke geding tussen verzoekster en de zorgverzekeraar Amicon. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek niet betrekking had op het bestreden besluit en dat er geen materiële connexiteit bestond.
De uitspraak benadrukt het belang van de connexiteitseis in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor verzoekers om hun verzoeken goed te onderbouwen in relatie tot de besluiten waartegen zij in beroep gaan. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of voor een bepaling omtrent het griffierecht.