ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had verzocht om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar dit verzoek werd afgewezen omdat de appellant per 20 juni 2001 minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv in de plaats kwam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv).
De appellant is op 14 maart 2001 onderzocht door de verzekeringsarts G.F. Breuker, die een belastbaarheidspatroon heeft opgesteld. De arbeidsdeskundige J. Bergsma concludeerde op basis van dit rapport dat de appellant geschikt was voor zijn eigen werk als allround computer medewerker. Tijdens de bezwaarprocedure werd ook het Psychologisch, Psychiatrisch en Neurologisch Adviesbureau Kemperman geraadpleegd, waar de zenuwarts C.J.F. Kemperman en neuropsycholoog M.M. van Braak de appellant onderzochten en hem geschikt achtten om veertig uur per week te werken.
De Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van het Uwv. De Raad oordeelde dat de onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen medische stukken waren overgelegd die de stelling van de appellant konden onderbouwen dat hij meer beperkt was dan door het Uwv was aangenomen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant terecht geen WAO-uitkering was toegekend.
De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2004, waarbij de Raad geen termen aanwezig achtte voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing van de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard.