ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van vastgestelde belastbaarheid en voorgehouden functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats was getreden van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 december 2002, waarin haar aanvraag voor een WAO-uitkering per 3 december 2000 was afgewezen op de grond dat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De Raad heeft de zaak behandeld op 9 juli 2004, waarbij beide partijen niet verschenen. Appellante herhaalde haar grieven en vroeg om een medisch onderzoek, verwijzend naar een doorverwijzing naar een orthopedisch chirurg. De Raad oordeelde dat de voorgehouden functies met voldoende arbeidsplaatsen binnen de grenzen van de vastgestelde belastbaarheid van appellante vielen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door mr. G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 augustus 2004.