ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/5980 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • E. Heemsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2004 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 3 juli 2003, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Opposante, woonachtig in Indonesië, had verzet aangetekend op 26 september 2003, maar verscheen niet op de zitting van 15 juli 2004. De geopposeerde, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, werd vertegenwoordigd door mr. I. Wolfert.

De Raad heeft vastgesteld dat opposante in haar verzet aanvoerde dat zij de reden voor het verzuim tijdig had aangegeven in een brief van 21 februari 2003. Echter, deze brief bevond zich niet in het dossier. De Raad heeft geprobeerd om deze brief te verkrijgen, maar ontving geen reactie. Het enige document dat in het dossier aanwezig was, was een kopie van een bankafschrift waaruit bleek dat het griffierecht op 21 februari 2003 was overgemaakt, maar dit bedrag werd pas op 24 februari 2003 op de rekening van de Raad bijgeschreven. Dit leidde tot de conclusie dat opposante het griffierecht niet tijdig had betaald.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzet ongegrond was en verklaarde dit in de beslissing. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, in aanwezigheid van L. Karssenberg als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 augustus 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/5980 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats] (Indonesië), opposante,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 3 juli 2003 het door opposante ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit d.d. 26 september 2002 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposante bij brief van 26 september 2003 verzet gedaan. Het verzetschrift is op 30 september 2003 ter griffie van de Raad ontvangen.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 15 juli 2004 waar opposante niet is verschenen. Geopposeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. I. Wolfert, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de stukken is bij schrijven van 6 januari 2003 opposante erop gewezen dat het verschuldigde griffierecht alsnog binnen vier weken na dagtekening per kas dient te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad dient te zijn bijgeschreven.
Dit schrijven hield een herinnering in aan een eerder schrijven van 16 december 2002 waarbij opposante was uitgenodigd het griffierecht te voldoen.
Opposante heeft in verzet aangevoerd dat zij de reden van het verzuim tijdig te betalen reeds eerder heeft aangegeven in een door haar ingediende brief van 21 februari 2003. Aangezien deze brief zich niet in het dossier bevond heeft de Raad door middel van verscheidene brieven aan opposante getracht deze brief in zijn bezit te krijgen. Hierop is echter geen reactie ontvangen. Het enige schrijven dat zich in het dossier bevindt met voornoemde datum bevat geen verschoningsgrond aangezien dit een kopie van een bankafschrift van de ABN-AMRO bank te Manado betreft waaruit blijkt dat het griffierecht op 21 februari 2003 door opposante is overgemaakt. Het verschuldigde bedrag is eerst op 24 februari 2003 op de rekening van de Raad bijgeschreven.
Dit houdt in dat opposante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft betaald.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposante gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
Voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter in tegenwoordigheid van
L. Karssenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.
HD
16.07