ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8688

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1700 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van de gemeente Amsterdam inzake bijstandsverlening

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 12 februari 2004 het beroep van appellant tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Het geschil betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een besluit van 16 januari 2003, waarbij hem een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet werd toegekend. Appellant heeft op 26 februari 2003 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door gedaagde op 22 april 2003 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 10 augustus 2004, waarbij appellant zelf aanwezig was en gedaagde vertegenwoordigd werd door drs. A. Brouwer. Appellant heeft betoogd dat hij zijn bezwaarschrift tijdig ter post heeft aangeboden, maar dat het poststuk door omstandigheden pas op 3 maart 2003 is afgestempeld. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en vastgesteld dat de bezwaartermijn eindigde op 27 februari 2003. Volgens de Algemene wet bestuursrecht is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

De Raad concludeert dat, hoewel het bezwaarschrift op 4 maart 2003 is ontvangen, niet kan worden vastgesteld dat het bezwaarschrift vóór het verstrijken van de termijn ter post is bezorgd. De Raad oordeelt dat de verklaring van appellant niet voldoende is om aan te nemen dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1700 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2004, reg.nr. 03/2564 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 10 augustus 2004, waar appellant is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door drs. A. Brouwer, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 16 januari 2003, verzonden op die datum, heeft gedaagde aan appellant met ingang van 9 oktober 2002 een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet toegekend.
Bij brief gedateerd 26 februari 2003, bij gedaagde ontvangen op 4 maart 2003, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 januari 2003. De enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden, bevat een poststempel van 3 maart 2003.
Bij besluit van 22 april 2003 heeft gedaagde het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van 22 april 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Evenals in eerste aanleg heeft hij aangevoerd dat hij zich op 26 februari 2003 heeft vervoegd bij een winkel tevens postagentschap te Amsterdam, dat hij daar zijn in totaal uit negen bladen bestaande bezwaarschrift heeft gekopieerd, een enveloppe en twee postzegels heeft gekocht en vervolgens de enveloppe met daarop de postzegels en daarin het originele bezwaarschrift ter verzending heeft aangeboden. Appellant heeft een op 26 februari 2003 gedateerd betalingsbewijs van de kopieën, de enveloppe en de postzegels overgelegd. Ter verklaring van het feit dat de enveloppe eerst op 3 maart 2003 is afgestempeld en op 4 maart 2003 bij gedaagde is bezorgd heeft appellant naar voren gebracht dat mogelijk het buitengewone formaat van de enveloppe (A4) of het onduidelijke handschrift op de enveloppe ertoe heeft geleid dat het poststuk handmatig is verwerkt, hetgeen extra tijd vergt.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eindigde de bezwaartermijn in dit geval op 27 februari 2003.
In artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig is ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Nu vaststaat dat het bezwaarschrift op 4 maart 2003 bij gedaagde is ontvangen, is voldaan aan de voorwaarde dat het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Met gedaagde en de rechtbank en anders dan appellant is de Raad vervolgens echter van oordeel dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat het bezwaarschrift vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Hetgeen appellant heeft aangevoerd acht ook de Raad niet toereikend om ervan uit te gaan dat het bezwaarschrift, ondanks het poststempel van 3 maart 2003, reeds op 26 februari 2003 daadwerkelijk bij het desbetreffende postagentschap ter verzending is aangeboden. Het enkele relaas van appellant, dat geen ondersteuning vindt in bijvoorbeeld een verklaring van een of meer medewerkers van de desbetreffende winkel tevens postagentschap, laat immers de mogelijkheid open dat het bezwaarschrift op een latere datum ter post is bezorgd.
Voorzover appellant heeft willen betogen dat de termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar is omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest, kan de Raad hem daarin gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet volgen.
De rechtbank is derhalve tot een juist oordeel gekomen, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2004.
(get.) Th.G.M. Simons
(get.) B.M. Biever-van Leeuwen
FB/19/8