ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8781

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3541 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • C. Dierdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen bestuursbesluit wegens overschrijding van de verzetstermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2004 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzet dat door opposante was ingediend tegen een eerder besluit. De opposante had verzet aangetekend tegen een uitspraak van 23 oktober 2003, waarin haar beroep tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk was verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Het verzetschrift werd op 21 januari 2004 ontvangen, maar de Raad oordeelde dat dit niet binnen de gestelde termijn was ingediend.

De Raad overwoog dat er geen medische gegevens waren die konden aantonen dat opposante gedurende de gehele verzetstermijn niet in staat was om een verzetschrift in te dienen. De door opposante aangevoerde psychische problemen, die zij tot eind 2003 had ervaren, werden niet als voldoende reden gezien om aan te nemen dat zij niet in verzuim was geweest. De Raad concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de indiening van het verzetschrift na de verzetstermijn had plaatsgevonden.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van juridische documenten en de voorwaarden waaronder een niet-ontvankelijkheid kan worden voorkomen. De Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van mr. C. Dierdorp als griffier.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/3541 WUBO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[opposante]r, wonende te [woonplaats], opposante,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 23 oktober 2003 heeft de Raad het beroep dat door opposante is ingesteld tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit van 27 mei 2003, kenmerk JZ/X/2003/297, niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat het beroepschrift niet tijdig bij de Raad is ingediend.
Tegen die uitspraak heeft opposante verzet gedaan bij brief van 12 januari 2004. Het verzetschrift is op 21 januari 2004 ter griffie van de Raad ontvangen.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 22 juli 2004. Daar is opposante niet verschenen en heeft geopposeerde zich doen vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
In de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het verzetschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Hetgeen opposante ter zake in het verzetschrift heeft aangevoerd, te weten dat zij enige maanden - tot eind 2003 - psychische problemen heeft ondervonden, bevat geen reden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt hiertoe dat niet op grond van medische gegevens is komen vast te staan dat opposante gedurende de gehele verzetstermijn buiten staat is geweest een - desnoods summier - verzetschrift in te (laten) dienen.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposante gedane verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van mr. C. Dierdorp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) C. Dierdorp.