ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8785

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4354 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • C. Dierdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere voorzieningen ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, een vervolgde en uitkeringsgerechtigde, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster, dat betrekking had op de toekenning van bijzondere voorzieningen ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV). Het besluit waartegen beroep werd ingesteld, was genomen naar aanleiding van een berekeningsbeschikking van 31 december 2002, waarin bedragen voor huishoudelijke hulp en sociaal vervoer waren vastgesteld. Eiseres stelde dat de toegewezen bedragen niet toereikend waren om in haar kosten te voorzien, en voerde aan dat de berekeningsbeschikking geen nieuw besluit bevatte ten aanzien van de door haar genoemde kostenposten.

Tijdens de zitting op 22 juli 2004 was eiseres niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen. De Raad oordeelde dat de berekeningsbeschikking enkel uitvoering gaf aan eerder genomen besluiten en dat de door eiseres aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de toegepaste indexering van de bedragen te betwisten. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van normbedragen en de jaarlijkse indexering daarvan, waarbij rekening wordt gehouden met economische ontwikkelingen in het land van verblijf van de eiseres, in dit geval Indonesië. De Raad bevestigde dat het bestreden besluit in rechte standhield, ondanks de bezwaren van eiseres.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4354 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres] , wonende te [woonplaats] (Indonesië), eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 28 mei 2003, kenmerk JZ/U80/2003/335, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift, met bijlagen, is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 22 juli 2004. Aldaar is eiseres niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, geboren in 1939, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Door verweerster is aanvaard dat de psychische klachten, de schouderluxatie, de status na polio, de rugklachten en de loopstoornis van eiseres in het vereiste verband staan met de door haar ondergane vervolging.
In de loop der tijd zijn aan eiseres tevens diverse bijzondere voorzieningen verleend, onder meer betreffende extra kosten voor huishoudelijke hulp en extra kosten van vervoer voor het onderhouden van sociale contacten. Hierbij hanteert verweerster normbedragen, waarvan jaarlijks wordt nagegaan of deze bedragen, gezien de economische ontwikkelingen in Indonesië, nog toereikend zijn te achten.
Bij berekeningsbeschikking van 31 december 2002 heeft verweerster, onder meer, de eiseres in 2002 toekomende bedragen voor huishoudelijke hulp - ten bedrage van Rp 309.069, bij berekeningsbeschikking van 31 januari 2003 gecorrigeerd naar Rp 347.857 per maand - en voor sociaal vervoer - ten bedrage van Rp 216.351 per maand - vastgesteld. Bij tegen deze berekeningsbeschikking gericht bezwaar heeft eiseres - aan de hand van een lijstje met door haar gemaakte kosten aan huishoudelijke hulp, vervoer naar de SinShe voor medische behandeling, vervoer om haar periodieke uitkering af te halen, telefoon en elektriciteit - aangegeven dat zij met de van verweerster ontvangen bedragen aan periodieke uitkering en bijzondere voorzieningen niet uitkomt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerster het in de berekeningsbeschikking opgenomen bedrag voor sociaal vervoer verhoogd naar Rp 243.503, omdat ten onrechte niet het voor 2002 verhoogde normbedrag was toegepast. Wat betreft de huishoudelijke hulp heeft verweerster overwogen - kort gezegd - dat het juiste normbedrag is gehanteerd.
Voorzover eiseres in haar bezwaar op allerlei door haar gemaakte kosten heeft gewezen, heeft verweerster vastgesteld dat de berekeningsbeschikking op deze punten geen nieuwe of nadere besluiten bevat, en het bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk verklaard. In een begeleidend schrijven heeft verweerster aan eiseres bericht dat het bezwaarschrift in behandeling zal worden genomen als nieuwe aanvraag om toekenning van een bijzondere voorziening in deze kosten.
In beroep heeft eiseres gesteld dat zij nog steeds een tekort heeft in verband met de bij haar bezwaar gemelde kosten.
Bij verweer en ter zitting is namens verweerster nog nader toegelicht dat de norm-bedragen aan de hand van de adviezen van de Nederlandse ambassade ter plaatse jaarlijks worden geïndexeerd, waarbij rekening wordt gehouden met prijsstijgingen en de economische ontwikkelingen in Indonesië.
Ter beoordeling staat de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden.
Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend.
Verweerster heeft terecht vastgesteld dat de in bezwaar aangevochten berekenings-beschikking geen (nieuw) besluit bevat ten aanzien van de door eiseres in haar bezwaar genoemde kostenposten. Ten aanzien van huishoudelijke hulp en sociaal vervoer geeft de berekeningsbeschikking, onder toepassing van een indexering, slechts uitvoering aan éérder al terzake genomen besluiten. Dat de toegepaste indexering, zoals nadien gecorrigeerd, ondeugdelijk zou zijn is niet op enigerlei wijze aannemelijk gemaakt.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond. Het ingestelde beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van mr. C. Dierdorp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) C. Dierdorp.