ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8866

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5557 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Bolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van besluit tot buiten behandeling laten van aanvraag sociale zekerheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om de aanvraag van appellante buiten behandeling te laten. Appellante had op 15 januari 2003 een aanvraag ingediend, maar het UWV heeft deze aanvraag op 20 maart 2003 buiten behandeling gelaten. De reden hiervoor was dat appellante niet of onvolledig informatie had verstrekt. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.L.J. Schilt-Thissen.

Tijdens de zitting op 4 augustus 2004 heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad heeft de feiten zoals weergegeven door de rechtbank in de eerdere uitspraak als uitgangspunt genomen voor zijn beoordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het UWV op goede gronden zijn besluit heeft gehandhaafd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat inhoudt dat de beslissing van het UWV om de aanvraag buiten behandeling te laten, wordt gehandhaafd. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van appellante is om ervoor te zorgen dat het UWV over het juiste correspondentieadres beschikt en dat zij haar post adequaat doorzendt. De Raad heeft ook opgemerkt dat het enkel telefonisch doorgeven van een adreswijziging niet voldoende is en dat het UWV niet verplicht is om informatie opnieuw op te vragen als er geen reactie komt op een schriftelijk verzoek.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5557 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. M.L.J. Schilt-Thissen, advocaat te Amsterdam, bij schrijven van 24 oktober 2003 beroep ingesteld tegen een door de president van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) op 2 oktober 2003, reg. nr. AWB 03/4013 WW en 4014 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Bij aanvullend beroepschrift van 24 december 2003 heeft mr. Schilt-Thissen voornoemd de gronden van het hoger beroep aangegeven.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad gehouden op 4 augustus 2004, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Schilt-Thissen, voornoemd, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
Voor de feiten verwijst de Raad naar hetgeen daaromtrent door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is weergegeven. Die feiten vormen, gelet op de inhoud van de gedingstukken, ook voor de Raad uitgangspunt voor zijn beoordeling van het voorliggende geschil.
Het gaat in dit geding -kort gezegd- om de vraag of gedaagde op goede gronden zijn besluit van 20 maart 2003 om appellantes aanvraag van 15 januari 2003 buiten behandeling te laten, bij het bestreden besluit d.d. 8 augustus 2003 heeft gehandhaafd.
De rechtbank heeft deze vraag uitvoerig gemotiveerd bevestigend beantwoord en het verzoek om een voorlopig voorziening te treffen afgewezen.
Voor zover thans in geding onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank en stelt zich achter de overwegingen neergelegd in de aangevallen uitspraak.
De Raad voegt daar nog aan toe dat het in de eerste plaats op de weg van appellante ligt ervoor te zorgen dat gedaagde over het juiste correspondentieadres beschikt waarop appellante bereikbaar is.
Het slechts telefonisch doorgeven van een adreswijziging moet in dit kader als onvoldoende duidelijk en niet verifieerbaar worden beschouwd.
Tevens dient appellante ervoor zorg te dragen dat haar post op adequate wijze wordt doorgezonden.
Ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuusrecht (Awb) is gedaagde gehouden zijn besluitvorming zorgvuldig voor te bereiden, maar die verplichting gaat niet zo ver dat indien niet wordt gereageerd op een schriftelijk verzoek om informatie, die informatie vervolgens langs electronische weg of telefonisch nogmaals opgevraagd dient te worden, zoals namens appellante is bepleit.
Gelet op het vorenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
De Raad acht tenslotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Aldus gewezen door mr. H. Bolt in tegenwoordigheid van A. de Gooijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004.
(get.) H. Bolt.
(get.) A. de Gooijer.