ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8961

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/741 REA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • M.I. 't Hooft
  • T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens het ontbreken van verzetsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2004 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 april 2004. In die eerdere uitspraak was het hoger beroep van de opposant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 24 december 2003 niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft op 15 juni 2004 een verzetschrift ingediend, maar dit verzetschrift bevatte geen gronden. De Raad heeft de opposant vervolgens in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar de opposant heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan. Op 19 juli 2004 is de opposant opnieuw aangeschreven en is hem een termijn van twee weken gegeven om de verzetsgronden in te dienen, met de waarschuwing dat overschrijding van deze termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het verzet. Ook deze termijn heeft de opposant ongebruikt laten verstrijken. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de noodzakelijke verzetsgronden niet zijn ingediend.

Uitspraak

04/741 REA
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 21 april 2004 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 24 december 2003 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak van de Raad heeft opposant per fax van 15 juni 2004 een verzet-schrift ingediend.
II. MOTIVERING
Het ingediende verzetschrift bevat echter geen gronden.
Bij schrijven van 17 juni 2004 is opposant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Hij heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
Bij aangetekend schrijven van 19 juli 2004 is aan opposant nogmaals de gelegenheid geboden de verzetsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van twee weken gesteld en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzet kan leiden.
Opposant heeft ook deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.I. ‘t Hooft als voorzitter in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier en uitgesproken in het openbaar op
25 augustus 2004.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
GdJ
268