ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8975

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6471 ABP
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig indienen beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak van de Rechtbank ‘s-Gravenhage

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank ‘s-Gravenhage, gedateerd 31 oktober 2003, met nummer AWB 03/2344 ABP. De uitspraak werd op 11 november 2003 aan de partijen toegezonden. Het beroepschrift van appellant is op 25 december 2003 per telefax verzonden en op diezelfde datum ter griffie ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

De Raad heeft zich gebaseerd op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet. De Raad concludeert dat het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend, en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft aangevoerd dat hij de uitspraak pas op 27 november 2003 heeft ontvangen en dat hij door ziekte (griep) niet in staat was om tijdig te reageren.

De Raad heeft echter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat appellant gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om het beroepschrift in te dienen of door een derde te laten indienen. Daarom is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

De uitspraak is gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6471 ABP
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Staatssecretaris van Defensie, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de Rechtbank ‘s-Gravenhage op 31 oktober 2003, nummer AWB 03/2344 ABP, tussen partijen gegeven uitspraak.
Deze uitspraak is op 11 november 2003 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 25 december 2003 per telefax verzonden en op die datum ter griffier ontvangen.
II. MOTIVERING
Op grond van artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Volgens de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij schrijven van 14 januari 2004 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 24 januari 2004 geantwoord de aangevallen uitspaak eerst op 27 november 2003 te hebben ontvangen omdat hij onder de WSNP valt en de post als regel eens per veertien dagen krijgt toegezonden. Voorts geeft appellant aan door griep te zijn geveld waardoor hij niet in staat was het beroepschrift tijdig in te dienen.
Hetgeen appellant ter zake heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat niet is komen vast te staan dat eiser de gehele beroepstermijn buiten staat is geweest zijn beroepschrift in te dienen cq door een derde persoon in te laten dienen.
Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) R.E. Koerts.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.