ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8980
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 7 november 2003. De rechtbank had in die uitspraak bepaald dat appellant griffierecht verschuldigd was, maar appellant heeft dit griffierecht van € 87,- niet betaald. De Raad heeft appellant in een schrijven van 23 december 2003 en een aangetekende brief van 20 januari 2004 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant nagelaten het griffierecht te voldoen binnen de gestelde termijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is betaald en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De uitspraak is gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen dertien weken schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep. Appellant had eerder verzocht om verlenging van de termijn voor het betalen van het griffierecht, maar deze verlenging heeft niet geleid tot tijdige betaling, waardoor de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep is bevestigd.