ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8980

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6254 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 7 november 2003. De rechtbank had in die uitspraak bepaald dat appellant griffierecht verschuldigd was, maar appellant heeft dit griffierecht van € 87,- niet betaald. De Raad heeft appellant in een schrijven van 23 december 2003 en een aangetekende brief van 20 januari 2004 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant nagelaten het griffierecht te voldoen binnen de gestelde termijn.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is betaald en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

De uitspraak is gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen dertien weken schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep. Appellant had eerder verzocht om verlenging van de termijn voor het betalen van het griffierecht, maar deze verlenging heeft niet geleid tot tijdige betaling, waardoor de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep is bevestigd.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6254 AOR
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Indonesië), appellant,
en
het bestuur van de Stichting het Gebaar, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ‘s-Gravenhage op 7 november 2003, nummer AWB 03/03126 BESLU, tussen partijen gegeven uitspraak.
II. MOTIVERING
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij schrijven van 23 december 2003 is appellant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 87,- is verschuldigd, bij voorkeur te voldoen door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 20 januari 2004 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Bij schrijven van 21 januari 2004, ter griffie ontvangen op 28 januari 2004, heeft appellant verzocht om verlening van de termijn voor het betalen van het griffierecht.
Hierop is bij schrijven van 29 januari 2004 de termijn waarbinnen het griffierecht dient te zijn voldaan met twaalf weken verlengd. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) R.E. Koerts.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen dertien weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.