ECLI:NL:CRVB:2004:AQ9342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij zich kon verenigen met de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 20 juli 2004, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de vraag beantwoord of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad concludeert dat de rechtbank dit terecht heeft gedaan.
In hoger beroep is een rapport van revalidatiearts prof. dr. L.N.H. Göeken overgelegd, waarin geen lichamelijke pathologie is vastgesteld en de lijdensdruk van appellante als niet erg groot wordt beschreven. Dit rapport heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door mr. K.J.S. Spaas en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2004. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het bezwaar van appellante tegen de intrekking van haar uitkering ongegrond, met uitzondering van de datum van intrekking die is vastgesteld op 21 september 2001.